Redmer aan het woord
Enige tijd geleden zijn we ingeschakeld door een advocatenkantoor dat in opdracht van een woningcorporatie had geprocedeerd om een grootscheepse renovatie van een huurwoning ergens in een dorp in het noorden van Nederland mogelijk te maken door middel van een tijdelijke ontruiming.
Wat was het geval..
… de huurster, we noemen haar Mientje, die van kinds af aan al bijna 70 jaar in de woning woonde, en mij later verklapte er zelfs verwekt te zijn, had de laatste jaren nooit iemand in de desolate huurwoning toegelaten, laat staan een medewerker van de woningcorporatie.
Mientje had een lekkend dak en daarmee de buren van de twee-onder-een-kapwoning ook. Daarnaast had de woning geen centrale verwarming maar gaskachels, die al jaren niet waren gecheckt en daarmee brandgevaarlijk waren. Zeker met een lekkage.
Ook was er nog steeds enkelglas in verveloze kozijnen alsmede een keuken die niet zou misstaan in een historische televisieserie.
Genoeg redenen dus om de rechter toestemming te vragen een renovatie af te dwingen, de woning binnen te mogen gaan en Mientje voor de tijd van de renovatie te ontruimen.
Uiteraard voerde Mientje geen verweer tijdens de zitting, waardoor een verstekvonnis werd gewezen. Wederom gingen verschillende instanties aan de slag om contact met Mientje te zoeken. Helaas!
Mientje was niet van plan haar deur te openen, laat staan te praten over een oplossing.
Bij de betekening van het vonnis en tegelijkertijd een aanzegging voor ontruiming hoopte ik, tegen beter weten in, een glimp op te vangen van Mientje en een gesprekje te kunnen voeren, maar ze waagde zich, ondanks mijn aanhoudende geklop op het enkel glas, niet aan de deur. Ook latere pogingen waren tevergeefs.
De dag van de ontruiming naderde en begon met een vergadering in het plaatselijke dorpshuis met de politie, het bouwbedrijf, de corporatie, de gemeente, buren en hulpverlening. Bovendien zouden twee inmiddels aanwezige GGZ artsen Mientje ter plekke gaan beoordelen of ze een gevaar was voor zichzelf of de samenleving.
Nadat de taken waren verduidelijkt en verdeeld, gingen we in optocht naar het kleine straatje dat ineens nog kleiner leek en waar de buren zich verwonderd voor de ramen verdrongen over zoveel ongewone ophef bij hun in de straat.
In het huisje waren de gordijnen als altijd gesloten en leek de tuin nog triester overwoekerd dan daarvoor. Na veel en hard geklop op verschillende ramen en smeekbedes door de brievenbus om de deur te openen, de bel leek al jaren defect te zijn, kwam geen enkel teken van leven.
Gelukkig was de voordeur van binnen niet gebarricadeerd en was het een koud kunstje om de oude sloten te forceren.
Eenmaal binnen was alles aardedonker. Er leken geen lichtknoppen te zijn en met zaklantaarns baanden we ons een weg in de overvolle woning. De politie nam de trap naar boven en ik ging de woonkamer in, waarna we elkaar in de keuken weer troffen zonder iemand te hebben gezien.
Verbaasd spraken we uit dat dit niet was wat we hadden verwacht, tegelijkertijd de gordijnen opzij schuivend. Nogmaals een ronde in de woning makend en alle overige gordijnen openschuivend viel ons een kleine deur achterin de woonkamer op. Wat eerst leek op een inbouwkast, bleek na opening een kleine slaapruimte te zijn zonder enige vorm van verlichting.
Daar lag daar een kleine, volledig bewegingsloze en schaars geklede oude dame. Ik begon op zacht dwingende toon te roepen dat ze wakker moest worden. Net toen ik dacht dat ze wel eens niet meer in leven zou kunnen zijn, boog de ervaren politieagent zich op 5 centimeter van het oor naar haar toe en schreeuwde “Wakker Worden”!!
Mientje schrok enorm en beëindigde noodgedwongen haar slaap-act.
Uiteraard was er tijd om even bij te komen en te wennen aan het idee dat er 3 mensen in haar veilige woning waren die daar niet hoorden. Maar nadat we haar hadden uitgelegd wat we kwamen doen, waarbij ik niet de indruk had dat ze helemaal verrast was, was Mientje niet bereid om op te staan. Een arsenaal aan ondefinieerbare verhalen over haar als onschendbare prinses volgden.
Ze gaf vervolgens aan dat we over een uurtje maar even terug moesten komen en draaide ons letterlijk de rug toe. Na wederom uitgelegd te hebben wat er moest gebeuren bleef Mientje, nog steeds met de rug naar ons toegekeerd, ons doodzwijgen.
De politieagenten verloren echter hun geduld en pakten haar vast om haar te bewegen haar bed uit te komen. Mientje was hier niet van gediend en een worsteling volgde waarbij Mientje zich niet onbetuigd liet en naar alles beet wat ook maar een beetje in haar omgeving kwam. Gelukkig werd ze wat rustiger na een min of meer gedwongen zit in een stoel, of eigenlijk meer wat er over was van een stoel.
Met de gordijnen open was de staat van het huis schrikbarend. Grote stapels met toch keurig geordende kranten en oud papier tot aan het plafond, kapotte oude stoelen, een bank, een radio en daartussen een paar smalle looppaden. Alles grijs van dikke stoflagen met honderden yoghurt pakken, leeg en platgeslagen in de hele woning verspreid.
Haar nog meerdere keren uitleggend wat de bedoeling was, had ze nog steeds geen behoefte om uit de stoel op te staan, wat kleren aan te doen of om zich te begeven naar de wisselwoning.
Haar enige te begrijpen uitspraak was dat ze niet zonder haar spullen kon.
Na veel geduld en overredingskracht, ik zal u de vele verdere details besparen, stapte Mientje in mijn auto, gelukkig met wat meer kleding aan dan hoe ze uit haar bed stapte, op weg naar haar tijdelijke woonruimte. Daar aangekomen vond ze het keurige alternatief maar niets. Te licht en te leeg.
Voor dat laatste had ik al een oplossing bedacht. De verhuisploeg had ik opdracht gegeven om de meubels uit de woning van Mientje te verhuizen naar haar tijdelijke onderkomen. Om in haar termen te spreken, met deze spullen was ze de koningin te rijk.
Nadat de hulpverlening nog wat boodschappen voor haar had gedaan, wat nogal lastig was omdat ze alleen gele vla wenste te eten, deed ik een poging om te vertrekken.
Hier was Mientje niet van gediend. Ze eiste dat ze als koningin elke nacht recht had op bescherming en ik zou degene moeten zijn die deze nacht voor mijn rekening nam.
De hulpverlening nam het daarop over. Ik ben in de maanden daarna nog een aantal keren bij haar langsgegaan om te kijken hoe ze eraan toe was.
Tot mijn verbazing opende ze dan de deur en liet me simpelweg binnen. Nog wel ietwat verward maar met goede momenten, gaf ze met de nodige tegenzin aan het best naar haar zin te hebben, zich daarbij afvragend wat een mens met zoveel luxe als een gasfornuis, een vrieskist en een bed moest. Ze bekende al vanaf dag 1 in de nieuwe woning op de grond te hebben geslapen in plaats van in het door ons geplaatste bed. Op mijn aandringen om toch echt eens het bed te proberen, lachte ze me hardop uit.
Toch zienderogen, in de loop van de maanden, ging ze er beter uit zien. Waarschijnlijk droeg het eten welke door de hulpverlening voor de deur werd achtergelaten omdat ze nog steeds niemand wilde binnen laten, daar aan bij.
Tot het moment kwam.
Het spannende moment om naar haar oude woning terug te keren. Ik had de hulpverlening toegezegd dit karwei op me te nemen en daar aankomend stond ze al klaar met een tas in de hand. Onder de indruk van zoveel voortvarendheid vroeg ik haar of ze zin had in de vernieuwde woning, waarna ze aangaf geen idee te hebben maar wel zin had in de reis die we vandaag gingen maken naar het buitenland…
Haar oude woning, op slechts 10 minuten rijden, stond er gelikt bij. Alles was geverfd en opgeknapt, nieuwe vloeren en gordijnen sierden de inboedel. Bij de kringloop waren nieuwe meubels gehaald, natuurlijk spannend omdat ze nogal hechtte aan haar oude vergane meubels. Haar reactie tartte echter elk wetenschappelijk onderzoek. Ze werd ontzettend enthousiast en was blij met haar paleis en verwees naar haar ouders die deze buitensporigheden ook zouden moeten meemaken.
Stiekem nam ze me nog even apart en vroeg zacht of ze alsjeblieft het bed mocht hebben waar ze zo lekker op had geslapen in het tijdelijke huis en die ze wilde plaatsen in de nieuw voor haar gecreëerde slaapkamer. Voordat ik een bevestigend antwoord kon geven wees ze naar een apparaat in de hoek van de kamer waarvan ze vroeg wat dat was. De ook aanwezige buurtconciërge gaf antwoord. Hij had samen met de meubels van de kringloop voor een prikkie een computer gekocht. Het leek hem wel handig dat ze dan met internetbankieren haar betalingen kon doen. Vol ongeloof keek ik hoe de buurtconciërge haar wegwijs maakte met de computer, waarbij Mientje volledig opging in de demonstratie.
Zelfs zoveel dat ze niet in de gaten had dat we afscheid namen en haar alleen lieten met de ambitieuze conciërge. Een aantal weken later, ik had al een paar keer bedacht dat ik weer eens moest kijken hoe het met haar ging, kreeg ik op een vroege morgen in mijn mailbox een verzoek, een uitnodiging met een verzoek tot connectie. Mientje had LinkedIn ontdekt.